Dyslexie
Kinderen met dyslexie kunnen moeite hebben met de metacognitieve aspecten van leren (Tunmer & Chapman, 1996). Ze leren wel op eenzelfde wijze als andere leerlingen (Biezeman, 2008), maar hebben hierbij ondersteuning nodig. De ondersteuning moet gericht zijn op het bewust leren toepassen van strategieën (Biezeman, 2008).
Vieijra, Maidman & Geelhoed (2010) geven aan dat het belangrijk is dat dyslectische leerlingen cognitief leren reflecteren op hun sterke en zwakke cognitieve vaardigheden. Vanuit erkenning van het probleem kan samen met hen gezocht worden naar oplossingen (Weterings, 2012). Bovendien zijn leerlingen met een realistisch beeld van hun mogelijkheden beter te motiveren (Weterings, 2012).
Begrijpend lezen
Uit onderzoek blijkt dat het werkgeheugen van dyslectische lezers zozeer belast kan worden door het decoderen van de tekst, dat er te weinig ruimte overblijft om deze te begrijpen. Hierdoor lezen deze kinderen geen teksten op hun cognitief niveau. Dit zorgt ervoor dan hun woordenschat en wereldkennis onvoldoende toeneemt, waardoor hun achterstand steeds groter wordt. Deze leerlingen leiden hieronder, hun zelfvertrouwen en zelfbeeld dalen. Faalangst komt steeds vaker voor. Bij ernstige dyslectische leerlingen is het dan ook aangeraden om gebruik te maken van ondersteunende ICT-hulpmiddelen. Voorleessoftaware, zoals Kurzweill 3000, biedt leerlingen geheugenruimte om teksten te doorgronden. Ze kunnen dan teksten op hun eigen denkniveau lezen. Bovendien neemt de leesinteresse en leermotivatie toe en vergroot de autonomie en het zelfvertrouwen van dyslectische kinderen. [Weterings, 2012]
Goede begrijpend lezers passen verschillende lees- en leerstrategieën
automatisch toe en schakelen hiertussen. Bij dyslectische kinderen vindt dit metacognitieve proces niet automatisch plaats (Weterings, 2012). Bij klassikale directe instructie en modeling ervaren dyslectici vooral frustratie bij het snelle schakelen van denken naar lezen (Weterings, 2012). Ze kunnen het denken wel volgen, maar het vlot teruglezen niet. Het aanleren van de leesstrategieën moet gericht zijn op de individuele voorkeuren en mogelijkheden van het dyslectische kind (Weterings, 2012). Het kind moet geleidelijk meer verantwoordelijkheid krijgen in het toepassen van strategieën. Eerst wordt aan het kind uitgelegd wat er geleerd zal worden en waarom. Vervolgens kan de begeleider (leerkracht of logopedist) de strategieën modelen door hardop te denken over onder andere het omgaan met het begrijpen, met moeilijke woorden, met de structuur en uiterlijke kenmerken van de tekst. Het kind kan daarna zelf hardop denkend de gekozen strategie uitvoeren. Daarnaast is het belangrijk dat het kind ruimte krijgt om eigen strategiekeuzes te maken. Hierdoor wordt de kans vergroot dat ze deze in de praktijk blijven toepassen (Weterings, 2012).
Als metacognitie ontbreekt
Lees meer
Leren over leren
Lees meer
Metacognitie als sleutel tot zelfsturing en leidinggeven
Lees meer