Metacognitie:
grip krijgen op leren, greep krijgen op leven.

4.6.2013Wout Decré

Efficiënt leren

In de literatuur zijn er drie belangrijke feiten terug te vinden over leren (Mc Guire, 2012). Eerst en vooral is actief leren meer duurzaam dan passief leren. Ten tweede is metacognitie belangrijk voor het leren. Ten derde is het niveau waarop het leren plaatsvindt belangrijk (de taxonomie van Bloom).

Metacognitie is een uitermate belangrijk, maar vaak onderbelicht onderdeel van het leren (Lovett, 2008). Efficiënt leren betreft plannen en doelen opstellen, het bewaken van het leerproces (vooruitgang, vorderingen) en aanpassingen maken indien nodig. Door deze metacognitieve vaardigheden aan te leren, kunnen we het leren van studenten verbeteren (Nietfeld & Shraw, 2002; Thiede, Anderson, & Therriault, 2003). Er zijn drie belangrijke stappen in het (aan)leren van metacognitie (Lovett, 2008):

 

1. Studenten leren dat hun vermogen om te leren veranderlijk is

Leerlingen moeten begrijpen dat hun vermogen om te leren een vaardigheid is die zich ontwikkelt na verloop van tijd  (growth mindset) in plaats van een vaste eigenschap, geërfd bij de geboorte (fixed mindset) (Cfr. Hoofdstuk 1. Mindset). Studenten die menen dat het vermogen om te leren kan verbeteren in de tijd behalen betere testresultaten (Henderson & Dweck, 1990). Deze studenten stellen redelijke leerdoelen voor zichzelf op en kunnen zelfstandig productieve leerstrategieën kiezen en gebruiken.  Kortom, door aan studenten uit te leggen dat hun vermogen om te leren kan verbeteren in de tijd, vergroot hun leermotivatie en behalen deze leerlingen betere cijfers (Aronson, Fried, & Good, 2002; Blackwell, Trzesniewski, & Dweck, 2007).

 

2. Studenten leren plannen en doelen opstellen

Veel studenten stellen geen expliciete leerdoelen op voor zichzelf of maken geen planning om hun doelen uit te voeren. Uit een studie van Azevedo en Cromley (2004) blijkt dat studenten die een half uur training

(één-op één begeleiding) krijgen voor het het zelfregulerend leren (ZRL), meer leren dan studenten die de training niet krijgen. Studenten die de ZRL-training kregen vertoonden meer effectief leergedrag. Deze studenten planden hoe ze hun tijd wilden invullen tijdens de leertaak, activeerden hun voorkennis, besteedden meer tijd aan doelgericht zoeken,  evalueerden de inhoud en herinnerden zichzelf meerdere keren aan  hun huidige doel (Azevedo & Cromley, 2004).

 

3. Studenten voldoende mogelijkheden geven om hun leerproces te controleren en aan te passen indien nodig  (= zelfmonitoring en adaptatie)

 

Het uiteindelijke doel is zelfregulerend leren (Cfr. Figuur 1). Effectieve leerlingen zijn zelf-regulerend. Ze analyseren de taak, stellen productieve doelen op en  selecteren strategieën om hun doelstellingen te bereiken (Shuy, OVAE & TEAL, 2012). Bij het opstellen van een planning houden ze rekening met de tijdsdruk, sterke en zwakke punten die relevant zijn voor de leertaak, en de leermotivatie (Lovett, 2008). Deze leerlingen controleren ook de voortgang tijdens het werken aan een taak (monitoring), beheren  hun emoties en motivatie en passen strategieën aan om het succes te bevorderen (Shuy, OVAE & TEAL, 2012). Dit zijn studenten die vragen stellen, notities maken en hun tijd en middelen verdelen op een manier die hen helpt om de leiding te nemen over  hun eigen leerproces (Paris & Paris, 2001).

 

Zelfregulerende studenten zijn metacognitief, motivationeel en gedragsmatig actief betrokken bij hun eigen leerproces om hun doelen te bereiken. Zelfregulerend leren bestaat uit drie componenten: cognitie, metacognitie en motivatie. De cognitieve component omvat de vaardigheden en gewoonten die nodig zijn bij het  coderen, opslaan en herinneren van informatie en om kritisch na te denken. De metacognitieve component bevat  vaardigheden die ervoor zorgen dat leerlingen hun cognitieve processen kunnen begrijpen en monitoren. De motivatiecomponent brengt de overtuigingen en standpunten naar boven die het gebruik en de ontwikkeling van de (meta)cognitieve vaardigheden beїnvloeden. Zelfreguleringsvaardigheden omvatten het stellen van doelen, zelfcontrole, zelf-instructie, en zelfversterking. [Shuy, OVAE & TEAL, 2012]

 

Vandenbussche (2010) geeft een overzicht van alle zelfregulerende processen: doelen opstellen, effectieve strategieën gebruiken om deze doelen te bereiken, zichzelf controleren, de omgeving herorganiseren om vooropgestelde doelen te kunnen bereiken, de beschikbare tijd efficiënt gebruiken, de eigen manier van werken evalueren, resultaten toeschrijven aan de juiste oorzaken en de gebruikte methode aanpassen voor de toekomst. Uit onderzoek van o.a. Zimmerman blijkt dat zelfregulerend leren een positieve impact heeft op schoolprestaties  (Vandenbussche, 2010). Studenten die zelf hun leren reguleren, plannen hun tijd effectiever dan studenten die dit niet doen. Bovendien heeft zelfregulerend leren  ook een positief effect op de leermotivatie. Ten slotte is zelfregulerend leren niet enkel belangrijk voor schoolse taken, maar ook in het kader van levenslang leren. [Vandenbussche, 2010]

 

Volgens Mc Guire (2012) kunnen we het leren van studenten aanzienlijk verbeteren door:

  • leerlingen leerprocessen aan te leren en specifieke strategieën aan te bieden
  • het potentieel van leerlingen niet te beoordelen op basis van hun oorspronkelijke prestaties
  • leerlingen aan te moedigen om te blijven doorzetten wanneer ze geconfronteerd worden met mislukkingen of tegenslagen
  • het gebruik van metacognitieve hulpmiddelen aan te moedigen

Dit interesseert je wellicht ook:

31.5.2013Wout Decré0

Als metacognitie ontbreekt

31.5.2013Wout Decré0

Leren over leren

31.5.2013Wout Decré0

Metacognitie als sleutel tot zelfsturing en leidinggeven